JavaScript is required for this website to work.

Van Roosbroecks magere biografie

Katleen Van den Heuvel20/9/2014Leestijd 3 minuten
TitelVan Roosbroecks magere biografie
AuteurArmand Van Nimmen
UitgeverAcademia Press
ISBN9789038222783
Onze beoordeling
Aantal bladzijden449

Over de DeVlag, de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap/Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft is nog niet veel verschenen. Het is zoals met Rex in Vlaanderen. Geen onbelangrijke speler op het collaboratietoneel tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar haast onbekend. ADVN-medewerker en historicus Frank Seberechts mocht ooit zijn licentiaatsthesis in boekvorm uitgeven, wat een goede inleiding biedt, maar daar blijft het bij. Hoogstens boog Marnix Beyen zich in het culturele discours van DeVlag voor en tijdens de oorlog. Maar van die radicale Duitsgezinde collaboratiebeweging. Het VNV en – disproportioneel – het Verdinaso zijn veel beter bekend en beschreven in de historiografie, zoals ook Hendrik Elias en Joris Van Severen, dat in tegenstelling tot Jef Van de Wiele.

Een spilfiguur van DeVlag was Robrecht van Roosbroeck. Een gevierd nationalistisch historicus die vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog als student Vlaamsgezind werd. Hij koos voor het kamp van het activisme, zowel met kleine als grote letter: de idealistische Sturm-und-Drang van jonge intellectuelen die het establishment – Belgisch, kapitalistisch, liberaal en Franstalig – bevochten en de radicale  flaminganten die hetzelfde deden, maar dan samen met ‘den Duits’.

Van Roosbroecks politieke engagement en overtuigingen kon hij zijn hele leven lang mengen met zijn werk als leerkracht, docent, professor en publicist geschiedenis, niet het minst over eenheid en scheiding van de Nederlanden in de 16de-17de eeuw en Willem van Oranje. Later kreeg hij in Duitsland nog een erepenning, genoemd naar Leopold von Ranke, de oervader van de ‘objectieve’ geschiedschrijving (wie es eigentlich gewesen ist). Een penning die toch maar haaks stond op de ideologische geschiedschrijving en -vorsing waar Van Roosbroeck voor tekende, hoewel met succes. Geschiedschrijving heeft altijd meesters en gedachten gediend, dat is vandaag niet minder, alleen beter verhuld, mede dankzij de mantel der political correctness die haast niemand van zich af durft werpen.

Enfin, we waren dus bij Van Roosbroeck. Van hem ligt nu een biografie voor: Rob Van Roosbroeck en tijdgenoten – Het verdriet van Vlaanderen, van de hand van André Van Nimmen. Van Roosbroeck herinnerde zich op hogere leeftijd niet meer wanneer hij toetrad tot de Vlaamse SS, maar kan allicht een van de oprichters (what’s in a name) genoemd worden. De auteur probeert het niet te achterhalen. Van Roosbroeck was schepen van Onderwijs in de eengemaakte stad Antwerpen. Over beleid en maatregelen van dit belangrijke departement – Onderwijs was en is een van de grootste werkgevers in de stad: geen woord in dit boek. Ook geen woord over zijn engagement in de Dietsch Opvoedkundige Beweging, de ‘onderwijzersvakbond’ van de DeVlag, bij wijze van spreken. Het lijkt me sterk dat iemand die zo met (cultuur en) onderwijs bezig was én deel uitmaakte van de leiding van DeVlag géén engagement had in die beweging, geleid door de amper in het boek voorkomende Bert Van Boghout, later stichter van Were Di, hoofdredacteur van Dietsland Europa en compagnon de route van Karel Dillen. Geen woord ook over de menselijke relatie tussen auteur Van Roosbroeck en vrijzinnig socialistisch uitgever Eugene De Bock, die zovele boeken van ‘RvR’ (een van de vele pseudoniemen die hij hanteerde) heeft uitgegeven – voor én na de oorlog. Bovendien is de bibliografie verre van volledig, als ik de voetnoten lees: te veel werken uit het voetnotenapparaat staan niet in de literatuurlijst. Zoals ook heel wat persoonsnamen niét in het register voorkomen. Enfin, een opeenstapeling van missers en manco’s.

Van Roosbroeck en tijdgenoten liet me enorm op mijn honger zitten. De auteur maakt het er zich in zijn inleiding te gemakkelijk van af door te stellen dat het boek ‘geen grondige analyse geeft’ van Van Roosbroecks ‘ideologische Werdegang’. Een aantal essentiële zaken zijn niet behandeld. Van Nimmen is dan ook niet geslaagd in zijn vooropgesteld ‘hoofddoel’ om ‘de lezer de levensloop van de historicus voor te stellen en te doen begrijpen.’ Begrijpen doen we immers nog steeds niet na lezing van wat in wezen een boeiende biografie had kunnen zijn. Zijn uitgever had hem daarop mogen wijzen, alvorens dit boek op de publieke scene te brengen. Hier was nog werk aan. Zo ook taalkundig; er is haast geen pagina zonder taalfout. Auteur Van Nimmen mag dan zijn hele volwassen leven in het buitenland hebben vertoefd, ook hier was een rol weggelegd voor de uitgever.

In ‘t kort. Het probleem van deze ‘biografie’, is dat Van Roosbroeck niet graaft. Hij is hoogstens een chroniqueur. Die af en toe uit zijn rol valt van objectieve verslaggever als hij – het vingertje in de lucht – ‘s mans oorlogsverleden en vermeende (?) kennis van de Holocaust in de marge vermeldt. Doorgaans waar het niet ter zake doet; het had volstaan dat in de epiloog te lezen. Ook Pieter Jan Verstraete wordt vaak verweten een chroniqueur te zijn. Maar Verstraete legt uit, legt ook alles op tafel, zal elk feit toelichten, elk verband proberen te achterhalen. En bovenal: hij oordeelt niet; hoogstens in zijn persoonlijke besluiten – enfin, zoals het een historicus betaamt.

Neen, wie kennis wil maken met Rob Van Roosbroeck, verwijzen we naar ‘s mans lemma in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. En wie Westforschung en de intrigerende F.V.S.-Stichting van de al even intrigrerende mecenas Toepfer wil leren kennen, mag zijn Duits bijschaven, want over Toepfer is bij de oosterburen al wel meer verschenen. Over de geschiedenis van de DeVlag, de extreem-Duitsgezinde collaboratie en de naoorlogse Vlaamse Landsleiding die – gevlucht voor de geallieerden – vanuit Duitsland Vlaanderen wou leiden, vertelt dit boek ons niets nieuws. Het is hoogstens belangwekkend omdat het een overzicht biedt van Van Roosbroecks werk als historicus en publicist. Mocht dit een licentiaatsthesis zijn, de auteur mocht in september terugkomen.

 

Katleen Van den Heuvel (1972) is historica en filosofe en hoewel ze journalistiek studeerde geeft ze geschiedenis in het secundair onderwijs. Ze schrijft over geschiedenis, Europa, Verenigde Staten en media.

Meer van Katleen Van den Heuvel

‘De Belg’ is géén botte afrekening met Christian Van Thillo en zijn mediarijk, zoals de eerdere (en toekomstige) boeken van Guido Van Liefferinghe. Maar blij zal hij er zeker niet mee zijn.

Commentaren en reacties